Deze week werd er een onderzoek gepubliceerd door het tijdschrift voor HRM; de titel is veelzeggend: “Working apart together”. Twee docententeams van Hogeschool van Amsterdam bleken sterk solistisch te werken; er was nauwelijks sprake van een professionele dialoog. Iets dat als wenselijk wordt gezien voor goed onderwijs. Een gebrek aan tijd en ruimte werd door de docenten als belangrijkste beperkende factor aangedragen. Het rooster schrijft het overleg niet voor en zij moeten veel werk in hun eigen tijd doen. Twee sessies met externe begeleiders lieten bemoedigende verbeteringen zien. Het viel hierbij wel op dat de opleidingsmanagers nogal trokken aan het tempo van de teamontwikkeling; het ging hen niet snel genoeg. De externe begeleiders adviseerden hen om de teams met rust te laten. In de discussie van het onderzoek wordt een belangrijke rol aan HRM toebedeeld; al was het maar om een signaalfunctie te hebben als de professionele ruimte in een team te laag is. Eind goed al goed?
Studiesucces is een hot item binnen het hbo onderwijs. Opleidingen worden afgerekend op de prestaties van hun studenten, met dank aan het neo-liberale bekostigingsmodel. In die context is het wenselijk dat docenten hun onderwijs onderling met elkaar afstemmen. Hoe beter de begeleiding, des te groter het studiesucces, zo lijkt het credo. Het doet mij denken aan de strategie van betaald voetbalclubs, die een succesvolle jeugdopleiding nodig hebben, om te kunnen overleven. Ga er maar aanstaan.
De neo-liberale “prestatie” invloed is als sturing in de context niet meegenomen in dit onderzoek. Ook ontbreekt het perspectief van de student in dit onderzoek. Dat is opmerkelijk als we weten dat eerder dit jaar bleek, uit onderzoek door hogeschool Windsheim, dat een op de vier studenten met burn-out klachten kampt. Bij 1 op de vijf studenten bestaat zelfs het risico op zelfdoding. Wie wat meer systemisch kijkt naar het “working apart together” gedrag van docenten zou zich kunnen afvragen hoe dit gedrag zich verhoudt tot de signalen die studenten van Windesheim afgaven. Zou het kunnen dat de docenten in kwestie aan het overleven zijn? Om te voorkomen dat zij, net als hun studenten, burn-out raken en omvallen? We weten het niet, want dat is niet onderzocht.
Onderzoek is belangrijk. En het is goed dat er gekeken wordt naar manieren om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Dit onderzoek onder docenten lijkt, net als eerder onderzoek onder studenten, duidelijke signalen af te geven. Naast antwoorden roept het ook nieuwe vragen op, als een soort “bijvangst”. Vragen die betrekking hebben op het onderzoeken van het functioneren van het onderwijssysteem als geheel. Als je het mij vraagt is een mooie weg daar naar toe een verkennende dialoog die teruggaat naar waar onderwijs ook alweer voor bedoeld was. Een dialoog als reflectie op het appèl dat studenten en docenten lijken te doen, op het systeem. Hoe mooi zou het zijn om met een paar studenten, docenten, managers en beleidsmakers, eens rondom een knapperend kampvuur, in deze herfstige natuur, samen te komen, en met een wijs hoofd en een voelend hart, samen betekenis te geven aan de situatie, en af te stemmen wat nodig is voor goed onderwijs. Zouden er opleidingsmanagers zijn, die dit aandurven?